De unieke eigenschappen en leefomgeving van roofvogels
In het dierenrijk bestaan er allerlei soorten roofvogels met hun eigen leefgebied en jachtmethodes. Zij gebruiken op een unieke wijze de warme luchtstromen om in de lucht te kunnen blijven vliegen. Sommige soorten omcirkelen hun prooi en wachten rustig af totdat hun prooi van de honger of dorst om het leven komt. Andere vogelsoorten zijn actiever en maken jacht op hun prooi. Hierbij vallen zij hun slachtoffer met een hoge snelheid aan.
Roofvogels
Voedselketen
Succesvolle (roof)vogels staan vaak hoog in de voedselketen. Hierdoor hebben zij geen (of weinig) natuurlijke vijanden. Vleeseters worden ook wel 'carnivoren' genoemd. Jonkies en kleine roofvogels zoals bijvoorbeeld de kerkuil, hebben meerdere natuurlijke vijanden. Zij kunnen namelijk aangevallen worden door onder andere haviken en buizerds.
De grootste roofvogels ter wereld kunnen een gewicht van rond de 10 kilo bereiken. Teven hebben zij een spanwijdte van meer dan twee meter en kunnen zij een lengte van meer dan een meter bereiken. Zonder warme windstromen zouden deze vogels niet kunnen vliegen. Zij gebruiken hun grote snavel om hun voedsel te kunnen verorberen.
Snelheid
De snelheid die een roofvogel kan behalen is afhankelijk van zijn manier van leven. Aaseters zijn bijvoorbeeld een stuk langzamer dan roofvogels die actief op jacht gaan. Deze jagers hebben namelijk hun snelheid nodig om effectief hun prooi te kunnen aanvallen. Meestal maken zij gebruik van een duikvlucht zodat zij zeer snel hun prooi kunnen grijpen. Sommige vogels kunnen zich zowel als jager als aaseter gedragen. Dit geeft als voordeel dat er bijna altijd voldoende voedsel aanwezig is.
Leefomgeving
Roofvogels bevinden zich overal op de wereld en kunnen enorme afstanden afleggen. Van alle vogelsoorten is de kerkuil de meest verspreide roofvogel. Iedere roofvogel heeft zijn eigen manier om voedsel te vinden. De Stellers zeearend vliegt bijvoorbeeld nabij waterrijke gebieden om zijn prooi te vangen. De vage gier is een aaseter die juist droge gebieden opzoekt. Hier wacht hij totdat zijn prooi begeeft van de droogte door in grote cirkels boven het slachtoffer te vliegen.
Het nageslacht
Roofvogels kunnen (afhankelijk van de soort) één of meerdere eieren leggen. Zij broeden hun eieren in een omgeving die veilig is voor allerlei roofdieren. Hun nesten zijn meestal te vinden in hoge bomen of rotsen. Sommige vogelsoorten, zoals de vale gier, broeden de eieren in een kolonie van tientallen paartjes. Het duurt meestal 1 tot 2 maanden totdat de eieren uitkomen.